Heide

Onder de Heifamilie vallen meerdere geslachten heide die ieder weer uit meerdere soorten kunnen bestaan.

Als de imker zijn volken naar de heide brengt dan gaat het echter in veruit de meeste gevallen om 'struikheide', maar er bestaan ook heidevelden (m.n. in Drenthe en de Waddeneilanden) met vooral de 'gewone dophei'. Nog zeldzamer komt ook de 'rode dophei' voor in heidevelden.

Onderstaand enkele uitheemse soorten dopheide (Erica), waarvan in plantsoenen en tuinen in de Lage Landen echter wel cultivars met allerlei kleuren kunnen worden aangetroffen, die ook wel door onze honingbij worden bevlogen:

 

 

 

 

 

Heidehoning

Alleen de honing van de struikheide mag heidehoning mag worden genoemd, bij de honing van andere soorten heide moet je de specifieke naam van die soorten gebruiken.

Heidehoning is thixotropisch: een pot heidehoning kun je op de kop houden zonder dat het er uitloopt. Pas na roeren begint het te vloeien. Is dit niet zo dan dan hebben de bijen naast de struikheide ook op nog andere drachtbronnen (bijvoorbeeld andere heidesoorten zoals de vossenbes) gefourageerd. In dat geval dien je je honing bij een honingkeuring aan te bieden als "heidemelange", en niet als heidehoning.

De honing van de struikheide moet eerst worden gekolbd voordat deze kan worden geslingerd. Dit is een van de redenen waarom het ook veel wordt aangeboden als heideraathoning, maar dat komt ook omdat hier veel liefhebbers voor zijn.

Heidehoning mag een hoger percentage vocht (23%) bevatten dan andere soorten honing. De grotere stroperigheid van deze honing wordt dus niet bepaald door een geringer vochtpercentage van deze honing.

In weerwil van de stroperigheid duurt het bij heidehoning is juist lang voordat deze kristallisereerd.

Heidehoning dient minimaal 45% struikheidepollen te bevatten.

 

Bron: Imkerpedia